In 1925 schreef W. Somerset Maugham de roman ‘The Painted Veil’. Na verfilmingen in 1934 en 1957, verfilmde John Curran de roman in 2006, voorlopig voor de laatste keer. In deze productie schitteren Naomi Watts (King Kong) en Edward Norton (Kingdom of Heaven) als het jonge Engelse koppel. Componist werd Alexandre Desplat, een snel rijzende ster aan het componistenfirmament, met titels als ‘Syriana’, ‘The Queen’ en ‘Birth’ op zijn naam. Recentelijk scoorde hij voor ‘The Golden Compass’, ‘Lust, Caution’ en ‘Mr. Magorium's Wonder Emporium’.
Desplat heeft een geheel eigen stijl opgebouwd, met veel aandacht voor de piano. Vooral in ‘Lust, Caution’ neigt de piano heel erg naar het klassieke aanbod, sterk geïnspireerd op Brahms, wiens Intermezzo Opus 118 No. 2 Desplat heeft gekozen het album te sieren. Voor ‘The Painted Veil’ viel, na Brahms en Verdi, Satie die eer toe. Ook hier speelt Desplat handig op in, zonder zijn eigen stijl te verliezen.
Een hedendaagse Satie
Desplat opent met het hoofdthema in “The Painted Veil”. Hier wordt al duidelijk dat de Chinese pianist Lang Lang het orkest begeleidt. Dit orkest bestaat voornamelijk uit strijkers, (Oosters getinte) percussie en een lading fluiten. Dit alles geeft ‘The Painted Veil’ een Oosters geluid, zonder saai of cliché te worden.
Daar waar James Newton Howard (‘Snow Falling on Cedars’), John Williams (‘Memoirs of a Geisha’, ‘Seven Years in Tibet’) en Hans Zimmer (‘The Last Samurai’) een standaard idee aanhalen om het Oosterse naar boven te halen (shakuhachi, cello en strijkorkest), gaat Alexandre Desplat een geheel eigen weg.
De cello is er nog wel, maar neemt minder het voortouw en valt zodoende minder op dan Lang achter zijn piano. Zelfs diens interpretatie van “Gnossienne No. 1 (Lent)” van Erik Satie, Frans componist van klassieke muziek, past in het beeld. Het zal niet voor niets zijn gekozen. Hij past geheel in het plaatje van rustige, zachte muziek. Alles is verzorgd en berekend, geheel gegoten in de stijl die Desplat eigen is.
Toch steunt ook Desplat voor een groot deel op het strijkersgedeelte van het Prague Symphony Orchestra. Als Lang op de piano speelt, kunnen ook de cello’s gehoord worden als een soort contragewicht. De violen zijn daarentegen actiever – wat niet geheel onverwacht komt.
De hele score is opgebouwd rond twee principes: Satie’s oeuvre en het oproepen van een Oosterse sfeer. Op dat punt is Desplat geslaagd. ‘The Painted Veil’ is een hedendaagse Satie, perfect passend in het plaatje die Curran voor ogen had.
Ups en downs
Het hoofdthema wordt gepresenteerd in “The Painted Veil” en steunt op een samenwerking van het hele orkest en Lang. “Walter’s Mission” is een reprise van dat hoofdthema. Toch zijn er enkele verschillen te bemerken. Mooi, want anders was het überhaupt overbodig geweest. In “ Death Convoy” komt dit hoofdthema ook mooi naar voren, dit keer rustiger en minder ‘vrolijk’, als daar al sprake van geweest kon zijn. Het hoogtepunt is “The Water Wheel”, waar Desplat de overgang tussen vrolijk en duister goed weet te maken. Een mooie rol voor de percussie is weggelegd.
“The Lovers” introduceert een solo viool, maar dit is niet het sterkste nummer en het weet daarom niet heel erg te boeien. “Promenade” brengt een rustige pianoreprise van het hoofdthema, maar gelukkig voegt Desplat er het orkest en de elektronische cello van Vincent Segal bij, want het weet niet goed te bekoren. “Death Convoy” en “The Deal” zijn de duistere nummers van het album en zijn minder inspirerend dan gehoopt mag worden van duistere tracks. Wellicht omdat Desplat hier geen solist inzet, alleen het orkest.
Niet alle nummers zijn interessant. Dit is vooral het geval bij wat kortere nummers, als “The Funeral” en “The Convent”. “Walter’s Mission” is, naast “The Water Wheel” een mooi hoogtepunt met een moment voor het koper. “River Waltz (piano solo)” is wat droevig en rustig. Het is niet een uitblinker. “Morning Tears” is droevig, maar niet zo verzorgd als de rest van de nummers. “Cholera” is een unieke, ‘up-tempo’ compositie, waar zowel de chaos als wel het overzicht worden behouden. De elektrische cello stoort hier en valt uit de toon, een misser.
“The End Of Love” valt ook op door de cello – en wederom past hij niet 100% in het plaatje –, maar het vormt samen met het korte “The Funeral” wel een opstapje naar de finale van ‘The Painted Veil’. Niet spetterend, maar geheel in stijl, sluit Desplat de score af met “From Shanghai To London”.
Desplat heeft dus enkele ups (“The Water Wheel”, “Walter’s Mission”, “The Painted Veil”) gecomponeerd, maar ook wat downs (“The End Of Love”, “The Lovers”). Het eindoordeel dient echter wel naar de positieve kant uit te vallen.
Conclusie
Alexandre Desplat verwijst naar werk van zowel zichzelf als Erik Satie. Dit is interessant, maar het geeft het werk minder eigen identiteit dan wellicht had gekund. Al met al is dit tot nog toe een uitblinker in het oeuvre van de Fransman.
Desplat weet te boeien en te vernieuwen. De traditionele kijk op het orkest voor een Oosterse film volgt Desplat niet, en hij slaagt. Bij ‘The Painted Veil’ moet echter meer naar het totaalplaatje worden gekeken, het album. Niet alle individuele tracks zijn even interessant, maar het hoofdthema weet te boeien. Het is een geheel eigen Oosters getinte score geworden, maar minder krachtig dan de werken van bijvoorbeeld Williams, Newton Howard en Zimmer.